Rouw

Als mijn lieftallige vrouw eens klaagt over een pijntje, dan zeg ik altijd gekscherend: “Gelukkig heb je een goede levensverzekering.” Omdat ik zo weinig kan met klagen moet ik er grappen over maken. En helemaal als de dood om de hoek komt kijken, dan bewijst humor sterker te zijn. Toch staat het huilen mij nu nader dan het lachen. In nog geen jaar tijd heb ik vier dierbare familieleden verloren. Mijn vader was de laatste. Zijn dood werd acht jaar geleden al aangekondigd door een ongeneeslijke ziekte. Ik zou denken dat ik dan wel de tijd heb gehad om te wennen aan het idee dat hij er niet meer zal zijn. Maar als het onvermijdelijke geen weerstand meer krijgt, dan word ik toch overladen met een gevoel van intense rouw.

Een zooitje

Rouw voelt aan alsof ik met een grauw loden hart dwaal door een doolhof. Er zal wel een uitweg zijn, maar onder de deken van vermoeidheid ben niet vooruit te branden. Dit is de eredivisie van het liefdesverdriet. De liefde voor mijn vader wordt niet meer beantwoord. En waar je in een verbroken relatie de kans loopt de verloren liefde nog tegen het lijf te lopen, daar is er nu geen lijf meer. Zijn lichaam is verbrand, want het was slechts een lege huls. Dat kon ik met mijn verstand wel beredeneren. Het leven was op en daarom hebben we het tijdens de uitvaart gevierd. De mensen die er waren stutten mijn verzwaarde hart tot het feest voorbij was. Het besef hakte er in. Ik snap het allemaal best, maar gevoelsmatig is het een zooitje.

Egoïstische emotie

In zekere zin is rouw een behoorlijk egoïstische emotie. De afgelopen dagen ploppen er allemaal momenten op waarin ik hem mis. De ervaringen van het boek dat ik nu lees kan ik niet meer met hem delen. De tentoonstelling van Kamagurka die we samen zouden bezoeken. Dat ik hem niet om raad kan vragen en dat het idee “Wat zou Ronald gezegd hebben” ook niet helpt. Bij het ontbreken van mijn vader ontbreekt zijn bevestiging van wie ik ben. Ik mis hem, maar ik mis ook mezelf met hem.

Kwetsbaarheid

Rouw kan niet alleen om mijzelf gaan. Terwijl ik met mijn moeder in de dagen na de uitvaart over het strand van Schiermonnikoog loop, dan voel ik fysieke pijn van haar verlies. Er ontstaan plotselinge huilbuien, omdat ons leven even stilstaat en we niet weten hoe we verder moeten. “Heb je het al een plekje kunnen geven?” wordt haar door iemand gevraagd. Hoezo, bestaat er dan een kast waar je al je gevoelens kan parkeren? Voor ons gevoel lijkt er geen plaats in de samenleving. We laten ons liever een rad voor ogen draaien door positief ingesteld te zijn. Nog even en je bent klaar voor een burn-out. Wat is rouw als we ons zo sterk moeten voordoen? Van mij hoeven we echt niet wekenlang in het zwart te lopen, maar waarom niet de haren uit je kop trekken, janken in de supermarkt of verdwaasd op een bankje zitten om er uiteindelijk achter te komen dat kwetsbaarheid je grootste kracht is?

Grens aan de ernst

Die kwetsbaarheid geeft mij een belangrijk inzicht dat me helpt in mijn rouw. Zo was er in de dagen voor de dood van mijn vader niet veel meer wat we moesten uitpraten. Het was goed zo. Als een soort van finale kwijting werd ik voor mijn onhebbelijkheden vergeven en werd hij vergeven voor de zijne. Dat hebben we al eens eerder gedaan toen ik zo ziek was. Erkennen dat de ander een mens is en dus onvolmaakt werkt verlossend. Je kan het roddelen aan anderen overlaten en krijgt er zoveel plezier voor terug. Zo hebben we die laatste dagen nog veel grappen gemaakt. Over elkaar, het leven en de dood. Ik betrap mezelf erop dat ik ondanks mijn verdriet nog steeds grappen maak en het wordt meer als ik mijn gemis met anderen deel. Er zijn grenzen aan de ernst, niet aan de humor.

 

Deze blog is het vervolg op Papa help!