Zo af en toe fietsen we samen. Het liefst zonder plan kijken waar we uitkomen. Ook al is het al lang niet meer gebruikelijk groeten wij vrolijk iedereen die we tegenkomen. Dat is ons kleine verzet tegen het idee dat wielrenners tuig zijn. De omgeving met al haar groen en dieren waarvan we de naam
Al zolang ik mij herinner voel ik een voorkeur om alleen te zijn. Mijn vriendschappen waren vluchtig en ik trok mij regelmatig uit het gezinsleven. Ik denk dat ik een drang naar autonoom vermogen voelde, al had ik dat op jonge leeftijd niet kunnen zeggen. De wereld wilde ik op mijn manier ontdekken door me
Het wordt me vaak gevraagd: ‘Geniet je nu meer van de kleine dingen?’ Alsof je na doodziek te zijn geweest makkelijker ziet waar het om gaat. Misschien ligt het aan mij, maar ik weet niet meteen wat iemand met kleine dingen bedoelt. Is dat de bloesem die uit de knoppen wil knallen? Een warme bries
Op het moment dat ik ervan overtuigd was dat ik haar gelukkig wilde maken wist ik niet dat het zo moeilijk was. Ze is niet zo veeleisend. Een beetje lief zijn, lekker koken, grapjes maken. Een man met succes en grote woorden hoeft ze niet, maar wat heeft ze aan een man die ieder ziekenhuisbed
Op 20 juni 2020 verscheen er een artikel over mensen die doorleven na kanker in het wetenschapskatern van de Volkskrant. Hierin ook een interview door Ianthe Sahadat met mij en prachtige foto’s van Judith Jockel. Het complete artikel kan je hier lezen. Martijn van Duivenboden (44) woont in Apeldoorn met zijn vrouw en dochtertje
Na mijn eerste behandelperiode zag ik eruit als een marathonloper die van geen ophouden wist. Met de weinige spiervezels die ik had moest en zou ik thuis meteen op de hometrainer. Het begon met vijf minuten op een licht verzet en ik probeerde er iedere dag een minuut bij te snoepen. Wat me op de
Chronisch zieken worstelen vaak met een gebrek aan begrip voor hun situatie. Zeker als de beperking niet af te lezen is aan het uiterlijk kan het moeilijk zijn om je telkens uit te moeten leggen. De sociale onthouding die opgelegd wordt om maar niet geïnfecteerd te raken zorgt ervoor dat contact met anderen lastig blijft.
Aangeschoten door de tijdelijkheid van het leven zag ik in dat er zoveel niet toe doet. Daar heb ik echt geen Waddenstrand vol rotzooi of stikstofcrisis voor nodig gehad. De dood kwam te vaak te dichtbij en zo wist ik dat ik niets had aan mijn bezittingen. Het enige wat telde was de volgende generatie,
Bij mijn tweede chemokuur kwam ik voor het eerst op een kamer met iemand anders te liggen. Misschien was dit wel eens goed. Na wekenlang alleen op een kamer op mezelf aangewezen te zijn kon ik me ophalen aan iemand die met hetzelfde worstelde als ik. Toen hij binnenkwam had ik de sfeer er al